|
||||||||
|
Misschien zijn dit niet de meest bekende namen uit het folkcircuit, maar het verschijnen van deze plaat en de tournee die erop zal volgen, zouden daar wel eens snel verandering kunnen in brengen. De pagina, gewijd aan Hannah Read, bevat nochtans al enige zaken, die het onthouden waard zijn: een jaar of vier geleden bracht zij “Way Out I’ll Wander” uit, een plaat onder eigen naam, waarmee ze de hort op ging aan de zijde van mensen als Kris Drever en de indie-folkies van Darlingside. Ergens in 2018 ontmoette ze multi-instrumentalisten old-time enthousiasteling Michael Starkey bij een sessie die helemaal rond de Appalachen en hun old-time muziek draaide en, zoals dat kennelijk alleen bij muzikanten kan gebeuren, merkten ze al van bij de eerste deun, die ze samen inzetten, dat ze twee gelijkgestemde muzikale zielen zijn en al snel werden de twee een duo dat, met de hulp van fiddle en banjo, de aandacht wit te trekken van mensen als Sarah Jarosz en Tony Trischka, die zijn loftuitingen niet opspaarde, maar overal ging vertelde hoe belangrijk hij het duo wel vond in hun rol van bewaarders van een genre en een stijl, die ruim honderd jaar oud zijn. De eerste plaat van het duo, deze dus, werd tussen de lock-downs door, opgenomen met de hulp van Andy Bell, de man achter het Hudson-label war de plaat gestald is. Hem had Hannah leren kennen bij de werkzaamheden aan de “Songs of Separation”-plaat die in 2017 “album of the year” werd bij BBC Radio 2 en waar ook mensen als Eliza Carthy, Karine Polwart, Hannah James, Hazel Askew en Rowan Rheingans (die drie vormen ook de band Lady Maisery) deel van uitmaakten. Die samenwerking van vijf Engelse en vijf Schotse muzikanten wordt beschouwd als een mijlpaal in de hedendaagse Britse folk en het feit dat Read daarbij betrokken was, deed kennelijk toch wat deuren opengaan. Deze plaat is een eerste visitekaartje, waarop instrumentals en liederen elkaar afwisselen, net zoals ze een mix is van eigen, nieuw gecomponeerde stukken, afgewisseld met werk van mensen als Anaïs Michell (“Shenandoah”, de blinde fiddler Kenny Hall (“Rose Tree”) of de vrij recent overleden fiddler Clyde Davenport (afsluiter “Johnny Come Along”). Dat levert een heel fijne bijna klassiek klinkende plaat op, waarvan je onthoudt dat Hannah Read niet alleen fantastisch viool speelt, maar ook begiftigd is met een fluwelen stem, die ze slechts af en toe in de strijd gooit, maar waar ik met graagte veel meer zou van horen. Starkey’s banjospel is dodelijk efficiënt: hij bezondigt zich niet aan “look Mam, no hand” supersonische snelheid, maar wat hij speely, is simpelweg perfect voor de muziekjes die hier gekozen worden. Dit is zo’n plaat, die je in minder dan drie kwartier tijd, helemaal met het verleden en de traditie verzoent: heerlijk gezongen en gespeeld en met een respect voor de traditie, waar een mens zomaar blij van wordt. (Dani Heyvaert)
|